Waarom we twijfelen tussen ‘word’ en ‘wordt’
Veel mensen raken in de war wanneer ze moeten kiezen tussen ‘word’ en ‘wordt’. Beide vormen komen regelmatig voor in de Nederlandse taal, maar toch is er een duidelijk grammaticaal verschil. In dit artikel leggen we uit wanneer je kiest voor ‘word’ en wanneer je ‘wordt’ gebruikt.
De stam van het werkwoord ‘worden’
Het werkwoord waar we mee te maken hebben is ‘worden’. Dit werkwoord wordt gebruikt om passieve zinnen te maken of om aan te geven dat iets gebeurt of gaat gebeuren. De stam van ‘worden’ is ‘word’. Dat is belangrijk, want vanuit die stam worden verschillende vormen van het werkwoord opgebouwd.
‘Word’ zonder -t
Je gebruikt ‘word’ zonder -t in de eerste persoon enkelvoud, zoals in: ‘Ik word beroemd.’ Hier staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd en hoort er geen -t achter. Ook in gebiedende wijs – bij een bevel – gebruik je ‘word’. Bijvoorbeeld: ‘Word stil!’
‘Wordt’ met -t
De vorm met -t gebruik je bij de tweede en derde persoon enkelvoud. Let op: dit geldt alleen als er geen inversie is (dus het onderwerp staat vóór het werkwoord). Bijvoorbeeld: ‘Jij wordt groot’ of ‘Hij wordt leraar.’ In deze zinnen volgt de -t op de stam van het werkwoord, omdat het grammaticaal verplicht is in deze persoonsvormen.
Twijfels bij omgekeerde volgorde in de zin
De meeste verwarring ontstaat wanneer het onderwerp ná het werkwoord komt, zoals in vragen: ‘Word jij later beroemd?’ Hier gebruik je ‘word’ zonder -t, omdat het onderwerp (jij) volgt op het werkwoord. In zinnen met omgekeerde volgorde vervalt de -t bij ‘jij’.
Een handig ezelsbruggetje
Als je kunt zeggen ‘jij wordt’ wanneer het onderwerp vóór het werkwoord staat, gebruik dan ‘wordt’ met -t. Staat het onderwerp ná het werkwoord, dan blijft alleen de stam over: ‘word’. Bijvoorbeeld: ‘Word jij vroeg wakker?’ maar: ‘Jij wordt vroeg wakker.’
Oefenen helpt om het goed te doen
De regels rond ‘word’ en ‘wordt’ zijn niet de moeilijkste, maar ze vragen wel oefening. Door goed te kijken naar de volgorde van onderwerp en werkwoord, kun je bepalen welke vorm juist is. Lees voorbeeldzinnen hardop en probeer de regel toe te passen. Zo krijg je vanzelf meer gevoel voor de juiste spelling.